In zijn column belicht Jan Dijkgraaf de morele vervlakking in de huidige politiek door een incident tussen Kati Piri van GroenLinks-PvdA en Joost Eerdmans van JA21. Tijdens een commissievergadering noemt Piri minister Marjolein Faber “knettergek”, wat Eerdmans ertoe aanzet het voorval aan de Kamervoorzitter te melden. Hierdoor wordt hij gezien als een klikspaan, maar Dijkgraaf stelt dat zijn actie essentieel is om de onbeschaafdheid van Piri bloot te leggen.
De reactie van Eerdmans laat zien hoe laag het politieke debat is gedaald. Dijkgraaf vergelijkt Piri met een schreeuwlelijk en benadrukt haar gebrek aan respect en professionaliteit. Ondanks Eerdmans’ reputatie als “chef lege dozen”, verdient hij erkenning voor het stellen van grenzen aan dergelijk gedrag. Zijn melding aan de voorzitter is een zeldzame stap in een tijd waarin fatsoen in de politiek vaak ontbreekt.
Dijkgraaf bekritiseert de hypocrisie van Piri, die zichzelf als hoeder van fatsoen presenteert, terwijl ze zich in werkelijkheid onbeschoft gedraagt. De uitlatingen van Piri zijn niet alleen een persoonlijke uitglijder, maar weerspiegelen een bredere cultuur binnen haar partij. Dit incident onderstreept dat het politieke landschap niet alleen gekenmerkt wordt door meningsverschillen, maar ook door een verontrustend gebrek aan respect voor elkaar.
De column eindigt met een krachtige beeldspraak van rotte tanden en slijm, wat de situatie in de Haagse politiek samenvat. Dijkgraaf stelt dat zowel Piri als Eerdmans een rol spelen in het verzieken van het politieke klimaat. Het gedrag van Piri en de reactie van Eerdmans zijn symptomatisch voor de uitdagingen waarmee de politiek momenteel wordt geconfronteerd. Dit incident maakt duidelijk dat er binnen het parlement ruimte is voor verbetering als het gaat om fatsoen en respect.