De Zwarte Dood, ook wel bekend als de pandemie van 1348-1353, wordt beschouwd als een van de meest verwoestende plagen in de geschiedenis. Het heeft naar schatting tussen de 100 en 200 miljoen levens geëist in Europa, Azië en Noord-Afrika. Recent onderzoek suggereert dat vulkanische activiteit mogelijk heeft bijgedragen aan de verspreiding van deze dodelijke ziekte.
Wetenschappers van de Universiteit van Cambridge en het Leibniz Instituut voor Oost-Europese Geschiedenis en Cultuur in Leipzig hebben gekeken naar boomringgegevens uit verschillende regio’s van Europa, evenals naar het zwavelgehalte van ijskernen op Antarctica en Groenland. Ze hebben ook schriftelijke verslagen uit die tijd bestudeerd.
Uit het onderzoek blijkt dat een vulkaanuitbarsting rond 1345 na Christus, mogelijk in de tropen, ernstige kou veroorzaakte in Zuid-Europa. Deze kou leidde tot mislukte oogsten in het Middellandse Zeegebied, wat resulteerde in hongersnood. De Italiaanse stadstaten importeerden vervolgens graan uit het Zwarte Zeegebied, waar mogelijk de pestbacterie Yersinia pestis aanwezig was.
De bevindingen van dit onderzoek benadrukken het belang van een holistische aanpak bij het bestrijden van toekomstige pandemieën. Het is essentieel om inzichten uit het verleden te gebruiken om de interacties tussen klimaat, ziekte en samenleving beter te begrijpen. Moderne risicobeoordelingen moeten rekening houden met historische voorbeelden om de veerkracht tegen dergelijke bedreigingen te vergroten.
De impact van vulkanische activiteit op de verspreiding van de Zwarte Dood in de Middeleeuwen benadrukt het complexe samenspel tussen natuurlijke gebeurtenissen en menselijke gezondheid. Het is een herinnering aan de fragiliteit van de samenleving en de noodzaak van een geïntegreerde aanpak bij het bestrijden van mondiale gezondheidscrises.





























































