De handelsoorlog van Donald Trump met China heeft een duidelijke focus gekregen: China is de belangrijkste tegenstander geworden. Amerikaanse tarieven op Chinese producten zijn verhoogd tot 125%, terwijl China tegenmaatregelen heeft genomen tegen Amerikaanse producten. Trump’s doel lijkt te zijn om de Amerikaanse economie los te koppelen van China en de globalisering van de handel te herstructureren.
China, bekend als de “Planet Factory”, levert een groot deel van de Amerikaanse import, waaronder producten zoals iPhones en speelgoed. De economie van China is nog steeds sterk afhankelijk van export en industriële strategieën van de staat. Trump probeert deze strategieën te ondermijnen door middel van tarieven en protectionistische maatregelen.
Het “Made in China 2025” plan, gelanceerd in 2015, heeft tot doel om China dominant te maken in diverse industrieën, zoals ruimtevaart, scheepsbouw en elektrische voertuigen. Trump ziet deze ontwikkeling als een bedreiging voor de Amerikaanse soevereiniteit en roept op tot het repatriëren van productieketens en het beschermen van de binnenlandse industrie.
De vraag is of Beijing bereid is om te onderhandelen en zijn ontwikkelingsmodel te veranderen. De kans hierop lijkt klein, gezien de directe link tussen de economische strategie van China en de geopolitieke macht van de staat. Trump lijkt te streven naar een permanente strategie van protectionisme, in plaats van vrijhandel te bevorderen.
Deze handelsoorlog is niet alleen een commerciële kwestie, maar heeft ook existentiële implicaties. Als China tarieven ziet als een strategie van financiële uitsluiting, in plaats van een onderhandelingshendel, kan dit leiden tot verdere escalatie en onzekerheid in de wereldhandel. Het is een breuk met decennia van wereldwijde economische consensus en brengt risico’s met zich mee voor de wereldeconomie.