Federaal parlementsvoorzitter Julia Klekner kondigde vorige week aan dat de regenboogvlag op 26 juli, de dag van “Berlin Pride” of “Christopher Street”, niet zal worden gehesen, met als reden dat de vlag alleen op 17 mei zal worden gehesen ter ere van de internationale dag tegen homofobie. Deze beslissing leidde tot controverse en reacties van verschillende politici.
Kanselier Friedrich Mertz steunde de beslissing van Klekner en verklaarde dat “het huis geen circusscene is, waar vlaggen naar believen kunnen worden gehesen.” Hij benadrukte dat de regenboogvlag slechts één dag per jaar zal wapperen in de Bondsdag, terwijl de Duitse en Europese vlaggen altijd zullen worden gehesen.
De reacties op de verklaring van Mertz waren gemengd. Sophie Koch, de overheidscommissaris voor de rechten van de LGBTKI+-gemeenschap, noemde de opmerking van Mertz “zeer ongelukkig” en vroeg zich af: “Als de regenboogvlag een circusvlag is, wat zijn queer mensen dan?” Zenke Zigman van de CDU en CSU sprak ook zijn afkeuring uit en benadrukte dat de regenboogvlag staat voor menselijke waardigheid, diversiteit en solidariteit.
Sommige politici, zoals SPD’s vice-president Armad Chorn en de Groenen, uitten hun ontevredenheid over de verklaring van Mertz en noemden het respectloos en ongepast. Er is ook een geplande ontmoeting tussen de kanselier en Zenke Zigman om “meer begrip en vertrouwen” te creëren aan de zijde van de regering.
Al met al heeft de verklaring van kanselier Mertz over de regenboogvlag tot verdeeldheid en debat geleid binnen de Duitse politiek en samenleving. Het is duidelijk dat kwesties met betrekking tot de rechten en erkenning van de LGBTKI+-gemeenschap nog steeds gevoelig liggen en discussie vereisen binnen het politieke landschap van Duitsland.






























































