Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft vandaag besloten de grondwettigheid te onderzoeken van een wet die het bezit van wapens door regelmatige gebruikers van illegale drugs verbiedt, een bijzonder gevoelige kwestie voor de Amerikaanse samenleving. Hoewel de regering van president Donald Trump het Tweede Amendement van de Grondwet verdedigt, dat het recht op het dragen van wapens garandeert, was zij het die in beroep ging bij het Hooggerechtshof en de negen rechters vroeg de wet grondwettelijk te verklaren, wat door een hof van beroep werd verworpen.
Het gaat over de wet waaronder Hunter Biden, de zoon van voormalig president Joe Biden, in juni 2024 werd veroordeeld wegens illegaal wapenbezit. Hunter Biden werd schuldig bevonden aan het ten onrechte vermelden in zijn aanvraag om een wapen te kopen in 2018 dat hij niet verslaafd was aan drugs. Joe Biden verleende hem in december 2024 gratie. “De ongerechtvaardigde beperkingen van het recht om wapens te bezitten en te dragen vormen een ernstige bedreiging voor de Amerikaanse vrijheden. Er zijn echter enkele zeldzame gevallen waarin de overheid dit recht kan beperken”, aldus juridisch adviseur van de regering, John Sauer, erop wijzend dat de wet in kwestie een van die uitzonderingen is.
“Regelmatige gebruikers van illegale drugs vormen een bijzonder gevaar voor de samenleving, vooral omdat er een ernstig risico bestaat op een gewapend conflict met politieagenten die onder invloed zijn”, betoogde hij.
Het is de tweede wapenzaak die dit jaar door het Hooggerechtshof wordt behandeld. De eerste betreft de vraag of het toegestaan is een verborgen wapen te dragen op bepaalde “gevoelige” plaatsen zoals stranden, openbare tuinen en bars. Wanneer de twee zaken zullen worden behandeld, is nog niet besloten, maar het Hof zou eind juni uitspraak moeten doen.
In juni 2022 oordeelde het Hooggerechtshof dat burgers het recht hebben om buiten hun huizen wapens te dragen, en legde uit dat het alleen ‘redelijke’ beperkingen oplegt aan het Tweede Amendement, vooral op ‘gevoelige plaatsen’. Lagere rechtbanken hadden echter moeite met het interpreteren en toepassen van de vage richtlijn, en het Hooggerechtshof kwam in juni 2024 terug met verduidelijkingen. Vervolgens oordeelde hij, verwijzend naar een persoon die beschuldigd werd van huiselijk geweld, dat het grondwettelijk is om degenen te ontwapenen die een “geloofwaardige bedreiging vormen voor de fysieke veiligheid van anderen”.