De recente retoriek van de Turkse president Erdogan jegens Israël heeft wereldwijd voor opschudding gezorgd. In een opinieartikel in de Wall Street Journal wordt benadrukt dat Turkije, ondanks zijn beschuldigingen aan het adres van Israël, zelf vergelijkbare praktijken lijkt te implementeren. Erdogan beschuldigt Israël van het nastreven van een ‘Groot Israël’, terwijl critici beweren dat zijn eigen ambities voor het herleven van het Ottomaanse Rijk hiermee overeenkomen.
Ankara beschuldigt Israël van genocide tegen de Palestijnen, terwijl het tegelijkertijd de Armeense genocide ontkent. Deze dubbele standaard wordt verder geïllustreerd door beschuldigingen van plannen om de Al-Aqsa-moskee om te bouwen tot een Joodse tempel, terwijl de Hagia Sophia in Istanbul recentelijk werd omgevormd tot een moskee ondanks internationale kritiek.
Turkije wordt steeds meer gezien als een destabiliserende factor in het Midden-Oosten, vergelijkbaar met Qatar. Het land wordt ervan beschuldigd extremistische groeperingen te steunen en relaties te onderhouden met terroristische organisaties zoals Hamas. De mogelijke verkoop van F-35-straaljagers aan Turkije baart dan ook zorgen, aangezien dit het militaire evenwicht in de regio zou kunnen verstoren en het voordeel van de Israëlische strijdkrachten zou kunnen ondermijnen.
Analisten waarschuwen dat de toenemende agressie van Turkije en de mogelijke verkoop van geavanceerde Amerikaanse wapens aan het land een potentieel gevaar vormen voor de stabiliteit in het Midden-Oosten. Het is daarom cruciaal dat Washington Israël en Turkije uit elkaar houdt om een toekomstig conflict tussen beide landen te voorkomen. De situatie blijft echter gespannen, met Erdogan die openlijk spreekt over de vernietiging van Israël en de geopolitieke belangen die op het spel staan.




























































