Een recent onderzoek gepubliceerd in het International Journal of Molecular Sciences heeft aangetoond dat vrouwen met genetische aanleg voor dementie hun geheugen sneller verliezen dan mannen. Het onderzoek, geleid door Dr. Nikos Skmea en uitgevoerd door een internationaal team met Griekse onderzoekers, richtte zich op de relatie tussen genetische aanleg en cognitieve stoornissen, met een focus op dementie.
De studie, genaamd de Heliad-studie, omvatte meer dan 2.000 deelnemers ouder dan 65 jaar in de gemeenten Maroussi en Larissa. Uit de analyse van de gegevens bleek dat bepaalde genetische risicofactoren, zoals β-amyloïde 42 en witte stof hyperintensiteiten, de snelheid van cognitieve achteruitgang versnelden, met name bij vrouwen.
Interessant genoeg toonden de resultaten aan dat vrouwen met genetische risicofactoren voor dementie, zoals het ApoE-genotype E4, vatbaarder waren voor de ziekte van Alzheimer en sneller de overgang maakten van milde cognitieve stoornis naar dementie. Daarnaast bleek uit het onderzoek dat de aanwezigheid van bepaalde genetische factoren de cognitieve reserve, die helpt bij het compenseren van neuronale atrofie, kan annuleren.
De auteurs van de studie benadrukken het belang van het identificeren van individuen met een hoog risico op cognitieve achteruitgang, zelfs vóór het optreden van klinische symptomen, om gerichte interventies en preventiestrategieën voor dementie mogelijk te maken. Ze wijzen ook op de noodzaak om demografische factoren, zoals geslacht en cognitieve reserve, in overweging te nemen bij genetische studies naar dementie.
Hoewel het onderzoek enkele beperkingen kende, zoals de focus op gemeenschappelijke genetische varianten en een korte follow-up periode, biedt het waardevolle inzichten in de relatie tussen genetische aanleg en cognitieve achteruitgang bij ouderen. Dit onderstreept het belang van vroegtijdige identificatie en interventie om de impact van dementie te verminderen en de kwaliteit van leven van patiënten te verbeteren.