Twaalf staten, waaronder New York, Illinois en Oregon, hebben afgelopen woensdag een rechtszaak aangespannen tegen president Donald Trump. Zij beweerden dat de president niet het recht heeft om willekeurig taken op te leggen aan de staten. De staten argumenteren dat alleen het Congres de bevoegdheid heeft om dergelijke wetgeving vast te stellen en roepen de rechtbank op om de regering van Trump te stoppen met het opleggen van deze taken aan de staten.
De rechtszaak, aangespannen door de procureur-generaal bij het Amerikaanse Internationaal Trade Court, stelt dat het nationale handelsbeleid nu wordt bepaald door de grillen van de president in plaats van door de juiste uitoefening van zijn wettelijke macht. De staten zijn van mening dat dit beleid schade toebrengt aan hun economie en dat zij hierdoor niet de luxe hebben om passief toe te kijken.
Naast de genoemde staten hebben ook Californië, Arizona, Colorado, Connecticut, Delaware, Maine, Minnesota, Nevada, New Mexico en Vermont zich aangesloten bij de rechtszaak. Alle staten hebben Democratische procureurs-generaal, behalve Nevada en Vermont die Republikeinse gouverneurs hebben.
De regering van Trump heeft gereageerd op de rechtszaak door te stellen dat zij hun wettelijke macht gebruiken om nationale noodsituaties aan te pakken, zoals illegale immigratie en drugssmokkel. Een woordvoerder van het Witte Huis heeft de rechtszaak omschreven als een “heksenjacht” door de Democraten tegen de president.
De staten die betrokken zijn bij de rechtszaak zijn vastbesloten om hun standpunt te verdedigen en weerstand te bieden tegen het beleid van de regering van Trump. Zij benadrukken dat deze taken een directe en onherstelbare schade veroorzaken aan hun economie en dat zij de verantwoordelijkheid hebben om op te komen voor de belangen van hun inwoners.