Een recent ontdekt fossiel van de oude, het oudste en meest primitieve geslacht van vogels, heeft wetenschappers nieuwe inzichten gegeven in hoe de eerste vogels zo’n 150 miljoen jaar geleden vlogen. De archeopteryx leefde in de late Jura-periode, ongeveer 150-145 miljoen jaar geleden, en de eerste fossielen werden gevonden in Zuid-Duitsland. In die tijd was Europa een archipel van eilanden in een ondiepe tropische zee, veel dichter bij de evenaar dan nu.
De archeopteryx leek op een kleine dinosaurus en kon ongeveer een halve meter lang worden. Ondanks zijn kleine formaat en brede vleugels had hij meer gemeen met dinosaurussen dan met moderne vogels. Het recent gevonden fossiel heeft wetenschappers in staat gesteld gespecialiseerde vleugels te identificeren waarmee de oude zou kunnen vliegen. Deze vleugels in het bot van de bovenarm creëren een soepele aerodynamische lijn van de veer naar het lichaam.
Volgens de onderzoekers is de archeopteryx niet de eerste dinosaurus met vleugels, maar wel de oudste die erin slaagde om ze te gebruiken om te vliegen. De vleugels van deze vogelachtige dinosaurus stopten niet bij de elleboog, wat suggereert dat dit een cruciale evolutionaire verandering was die hen hielp om van de grond op te stijgen. Deze nieuwe ontdekking werpt licht op de evolutie van de eerste vogels en hoe ze zich aanpasten om te kunnen vliegen.
Het onderzoek naar de archeopteryx en zijn unieke vleugels is gepubliceerd in het tijdschrift Nature door een team van wetenschappers uit Chicago. Deze studie heeft ons meer inzicht gegeven in de oorsprong van het vliegen bij vogels en hoe ze zich hebben ontwikkeld vanuit hun dinosaurusvoorouders. De ontdekking van dit fossiel opent nieuwe deuren voor het begrijpen van de evolutie van vogels en de rol die vliegen speelde in hun ontwikkeling.