Uit een recent rapport van het Arbeidsinstituut (INE) van de GSEE blijkt dat de koopkracht van Griekse werknemers op de laatste plaats van de EU staat. Dit komt door de druk op huishoudens als gevolg van inflatie en hoge huisvestingskosten, die niet worden gecompenseerd door loonsverhogingen.
In 2023 bedroeg het gemiddelde jaarlijkse aangepaste voltijdsalaris in Griekenland 17.013 euro, wat het derde laagste is van de 26 EU-lidstaten die werden onderzocht. De koopkracht in Griekenland was ook het laagste van alle onderzochte lidstaten, met een waarde van 21.004.
Vergeleken met andere Balkan- en Oost-Europese landen, had Griekenland een aanzienlijk lager gemiddeld jaarlijks gecorrigeerd voltijdsalaris. Het land liep achter op Bulgarije, Slowakije, Hongarije, Roemenië en Kroatië in termen van koopkracht.
Ondanks een relatief milde stijging van de prijsindex tijdens de inflatiecrisis, waren de loonsverhogingen in Griekenland beperkt. Dit leidde tot een daling van het reële inkomen per gewerkt uur in verschillende economische sectoren.
De inflatie in Griekenland liet een stijging zien in verschillende categorieën, zoals kleding en schoeisel, voeding en niet-alcoholische dranken, huisvesting, vervoer, hotels, duurzame goederen en gezondheid.
Giorgos Christopoulos van GSEE benadrukte dat de inkomens van werkende mensen worden aangetast door nauwkeurigheid, inflatie en de huizencrisis. Hij noemde de 24e positie van Griekenland op het gebied van voltijdloonniveau en de lage koopkracht beschamend.
Het rapport toont aan dat Griekse werknemers worden geconfronteerd met een gebrek aan welzijn door de lage koopkracht van hun salarissen in vergelijking met het EU-gemiddelde en dat van andere buurlanden. Dit benadrukt de ernst van de situatie en de noodzaak van maatregelen om de koopkracht van Griekse werknemers te verbeteren.