Op zaterdag 22 februari vond er een verontrustende gebeurtenis plaats in Sofia, de hoofdstad van Bulgarije. Aanhangers van de pro-Russische minderheidspartij Vuzrazrazhdane vernielden en probeerden het gebouw van de Europese commissie en het Europees Parlement binnen te vallen. Dit resulteerde in gewelddadige afleveringen waarbij 10 politieagenten gewond raakten en 6 mensen werden gearresteerd.
De intensiteit van de gebeurtenissen nam toe toen de demonstranten, die eerder op de dag een protest bij de Central Bulgaarse Nationale Bank waren begonnen, zich richtten op de EU-gebouwen. Ze gooiden rode verf op de gevel van de gebouwen en probeerden de ingang in brand te steken. De politie probeerde het gebied te blokkeren, maar de confrontatie escaleerde toen de demonstranten vuurwerk, eieren en ballonnen gevuld met rode verf begonnen te gooien.
Stefan Ivanov, plaatsvervangend hoofd van het regionale directoraat van het ministerie van Binnenlandse Zaken, verklaarde tijdens een persconferentie dat het protest voor de Europese Commissie en het Europees Parlement niet was goedgekeurd en dat de politie actie had ondernomen. De aanhangers van de Partij van Vuzrazhdane beschuldigen de regering en de Europese autoriteiten van het vervalsen van de mars van Bulgarije naar de gemeenschappelijke valuta en hebben herhaaldelijk geprotesteerd tegen de Bulgaarse nationale bank.
De Bulgaarse regering veroordeelde het geweld en vandalisme en benadrukte dat de aanval op Europese instellingen een schending van de rechtsstaat is. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen veroordeelde ook het incident en benadrukte dat geweld en vandalisme nooit het antwoord zijn. Ze benadrukte dat in Europa het recht om vreedzaam te demonstreren wordt uitgeoefend.
Het incident in Sofia heeft geleid tot verontwaardiging en afkeuring van zowel de Bulgaarse autoriteiten als de Europese Commissie. Het is belangrijk om dergelijke gewelddadige acties te veroordelen en te streven naar vreedzame oplossingen voor conflicten en meningsverschillen.