In Australië zijn recentelijk strengere wetten ingevoerd met betrekking tot haatmisdrijven en terrorisme. Het gebruik van haatsymbolen zoals de nazi-groet en nazi-symbolen, waaronder de swastika, is nu verboden en wordt bestraft met een verplichte gevangenisstraf van één tot zes jaar. Daarnaast zijn ook de financiering van terrorisme en het plannen van terroristische acties strafbaar gesteld, met gevangenisstraffen variërend van drie tot zes jaar.
Deze wetswijzigingen zijn ingevoerd naar aanleiding van een golf van anti-semitische aanvallen in het land. Zo werden er recentelijk incidenten gemeld waarbij een kleuterschool in de buurt van een joodse school en synagoge in Sydney werd verbrand, en een synagoge in Melbourne in brand werd gestoken. Deze incidenten hebben het land geschokt en laten zien dat er strengere maatregelen nodig zijn om haatmisdrijven aan te pakken.
De regering van Australië beweert dat deze nieuwe wetten de strengste zijn die het land ooit heeft gehad tegen haatmisdrijven. Echter, critici, waaronder de oppositiepartij Labour, zijn van mening dat verplichte gevangenisstraffen niet effectief zijn in het verminderen van criminaliteit en de onafhankelijkheid van de rechtbanken kunnen ondermijnen. Labour is tegen de verplichte straffen en vreest dat dit beleid discriminatie kan introduceren.
Het debat over deze nieuwe wetten en de verplichte gevangenisstraffen is nog volop gaande in Australië. Het is duidelijk dat de regering wil optreden tegen haatmisdrijven en terrorisme, maar de vraag blijft of deze maatregelen daadwerkelijk zullen leiden tot een veiligere samenleving. Het is belangrijk om de balans te vinden tussen het beschermen van de samenleving en het waarborgen van de rechten en vrijheden van alle burgers.