De verschuiving van Europa naar een strengere aanpak van immigratie heeft geleid tot een sluiting van de deuren voor immigranten, zowel vanuit rechtse als linkse politieke hoeken. Wat ooit werd gezien als een exclusief standpunt van rechtse partijen, is nu ook overgenomen door traditionele linkse leiders. Na de grote vluchtelingencrisis van 2015, waarbij meer dan een miljoen vluchtelingen Europa bereikten, is de politieke agenda verschoven en hebben nationalistische en populistische partijen de centrale partijen onder druk gezet om hun standpunten te verharden.
De lidstaten en Europese ambtenaren zoeken nu naar nieuwe oplossingen om de stromen van immigranten te beperken. Denemarken, bijvoorbeeld, heeft een beleid van “nul” vluchtelingen aangenomen en dit wordt zelfs gepresenteerd als een model voor andere landen. Het idee van het extern behandelen van asielaanvragen in derde landen wordt ook steeds meer besproken, met landen als Italië die voorstellen om asielzoekers in landen als Albanië te houden totdat hun verzoeken zijn beoordeeld.
Deze veranderingen hebben zelfs de fundamenten van het Europese juridische stelsel geraakt. Leiders zoals Meloni en Fredericksen hebben opgeroepen tot herziening van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens, omdat het naar hun mening de rechten van staten om te beslissen over immigratie te veel beperkt. Landen als Polen hebben het asielrecht aan hun grenzen opgeschort, met als argument een “hybride oorlog” die Europa destabiliseert.
De strikte retoriek rond immigratie roept echter ook bezorgdheid op bij lokale leiders, die benadrukken dat immigranten geen criminelen zijn, maar onze buren. De discussie over immigratie heeft dus niet alleen politieke, maar ook ethische implicaties, waarbij de vraag rijst of het beschermen van grenzen ten koste gaat van menswaardige waarden. Het is een dilemma waar Europa mee worstelt in deze tijd van politieke en sociale veranderingen.






























































