De erfgenamen van Jean-Marie Le Pen zijn door het Europees Hof veroordeeld tot het terugbetalen van ongeveer 300.000 euro aan het Europees Parlement. Deze uitspraak volgt op beschuldigingen dat Le Pen persoonlijke kosten had laten vergoeden als bedrijfskosten tijdens zijn tijd als lid van het Europees Parlement. Het Europees Parlement beschuldigde Le Pen ervan dat hij ongeoorloofde kosten had gedeclareerd, zoals nieuwsbrieven, pennen, bezoekende kaarten, stropdassen, paraplu’s en zelfs 129 flessen wijn.
De secretaris-generaal van het Europees Parlement had Le Pen opgedragen om het exacte bedrag van 303.200,99 euro terug te betalen. Le Pen ging in beroep tegen deze beslissing, maar na zijn overlijden hebben zijn drie dochters – Marne, Jan en Marie-Caroline – het beroep voortgezet als erfgenamen. Het Europees Hof oordeelde dat het proces van het Europees Parlement om het geld terug te vorderen niet in strijd was met juridische zekerheid en gerechtvaardigd vertrouwen.
De rechtbank verwierp de argumenten van Le Pen en zijn erfgenamen en oordeelde dat het recht op een eerlijk proces niet van toepassing is op administratieve procedures. Hierdoor werden Le Pen en zijn erfgenamen verplicht om het bedrag terug te betalen aan het Europees Parlement. Deze uitspraak markeert het einde van een langdurig juridisch geschil rondom de vergoeding van persoonlijke kosten als bedrijfskosten.