De explosieve opkomst van aandelen in de afgelopen jaren heeft geleid tot een reeks indicatoren die wijzen op overdrijving. De waarderingen zijn bijzonder hoog, de portefeuilles zijn geconcentreerd in een beperkt aantal titels en speculatie lijkt terug te zijn. Michael Hartnett, hoofd van de strategie van Bank of America, wijst erop dat “elke bubbel in de geschiedenis brak toen centrale banken overgingen tot het aanscherpen van het monetaire beleid”.
Tegenwoordig heeft geen enkele centrale bank de rentetarieven verhoogd in de afgelopen twee maanden, wat een “adem” aan de markten geeft, maar tegelijkertijd de illusie van veiligheid verbetert. Overmatige euforie wordt ook weerspiegeld in kapitaalstromen: binnen drie weken trokken World ETF’s van aandelen $152 miljard. Fondsen die in meer conservatieve liquiditeitsproducten blijven, zijn op historisch laag niveau in relatie tot de waarde van de aandelenmarkt, wat aangeeft dat beleggers een groter risico nemen.
Een bijzonder zorgwekkend statistisch element is dat gedurende vijf opeenvolgende maanden het laagste niveau van de S&P 500-index werd geregistreerd op de eerste dag van handel elke maand. De laatste keer dat dit patroon werd waargenomen was in 1928. Een jaar later volgde de crash van 1929. Hoewel Hartnett vermijdt te praten over een “climax”, fungeert historische herinnering als een waarschuwingsbel. Beleggers kunnen niet negeren dat elke keer dat markten er “onkwetsbaar” uitzien, het verhaal meedogenloos blijkt te zijn.
De investeringsexplosie in kunstmatige intelligentie is ongekend. Pas in 2025 worden de kapitaaluitgaven voor datacenters en apparatuur naar schatting $400 miljard bereikt – meer dan het totaal van het “Apollo”-programma dat de mens naar de maan leidde. Voor 2026 en 2027 voorspelt het bedrag boven de $500 miljard per jaar, gelijk aan het BBP van een land zoals Singapore. De werkelijke markt voor kunstmatige intelligentiediensten blijft echter klein: slechts $12 miljard per jaar, een bedrag dat meer is dan het bbp van Somalië. De kloof tussen investeringen en prestaties is enorm, en voor veel analisten is dit een kenmerkend voorbeeld van een vervormde toewijzing van hulpbronnen.
Volgens verschillende experts zijn grote taalmodellen op een verzadigingspunt aangekomen. De ontwikkelingskosten worden gelanceerd, terwijl de verbeteringen minimaal zijn. De GPT-3 eiste een investering van ongeveer $50 miljoen, de GPT-4 vijfhonderd miljoen, terwijl de GPT-5 5 miljard bereikte, zonder een duidelijke kwaliteitsprong. Tegelijkertijd lijkt hun gebruik door grote bedrijven te vertragen. Toepassingen hebben vaak geen duidelijk bedrijfsmodel, terwijl providers computerbronnen consumeren die meer kosten dan ze verzamelen. Het resultaat is een industrie die dreigt kapitaal te consumeren in plaats van het te produceren.
David Solomon, de CEO van Goldman Sachs, waarschuwde dat “binnen de komende 12 tot 24 maanden een significante correctie mogelijk is.” Zoals Solomon uitlegde: “Wanneer beleggers enthousiast zijn, zien ze alleen kansen en zien ze de gevaren over het hoofd.” Jeff Bezos sprak over een “industriële bubbel”, terwijl veteraan-investeerder Leon Cooperman en analisten van Saxo Bank het imago van vandaag vergelijken met de geweldige speculatieve fases uit het verleden.
Beleggingshuizen geven verschillende aanwijzingen. Bank of America suggereert een ‘double-bet’-strategie: beleggingen in kunstmatige intelligentie aandelen en grondstoffen enerzijds, en anderzijds in opkomende markten zoals India en Vietnam, evenals in goud- en staatsobligaties. MacroStrategy is zeer pessimistisch over de situatie op de Amerikaanse markt. In een opmerking voor institutionele beleggers betoogt ze dat de ‘explosie’ van de huidige kunstmatige intelligentie van vandaag niet alleen een nieuwe versie is van de internetbubbel in de late jaren 1990, maar een fenomeen met meerdere intensiteit. Volgens haar berekeningen, als de vervormde verdeling van kapitaal wordt gemeten, is deze bubbel 17 keer groter dan de dot-com-bubbel en 4 keer groter dan de bubbel van de hypotheekmarkt in 2008. Dit geeft aan dat investeringen in kunstmatige intelligentie niet alleen buitensporig zijn, maar ook de stabiliteit van het hele financiële systeem kunnen bedreigen als de verwachtingen worden geweigerd.
Het beeld in de Amerikaanse economie legt ongelijkheid vast. Luxe bedrijven, zoals Ferrari, registreren hoge opbrengsten, terwijl titels gericht op consumenten met een lager inkomen, zoals Dollar General, achteruitgaan. Bank of America schat dat onroerend goed op de aandelenmarkt momenteel zes keer hoger is dan de omvang van de reële economie. Wall Street lijkt te bewegen met een snelheid die Main Street niet kan volgen, waardoor sociale ongelijkheden en wrok worden verbeterd.
Het meest pessimistische scenario spreekt over een risico op deflatoire recessie. Als de “bubbel” barst, zullen de federale bank en de Trump-regering het moeilijk vinden om de economie te ondersteunen. Een mogelijke strategie zou de afschrijving van de dollar zijn om de binnenlandse productie en werkgelegenheid te verbeteren. Econoom Paul Kedrosky vergelijkt de huidige situatie met de telecommunicatieboom uit de jaren 90, die enorme middelen absorbeerde en de rest van de economie zonder kapitaal achterliet. Het verhaal laat zien dat dergelijke overdrijvingen vroeg of laat leiden tot gewelddadige aanpassing. Kunstmatige intelligentie kan de belangrijkste technologie van de 21e eeuw blijken te zijn. Maar zoals het gebeurde met de 19e eeuw en het internet aan het einde van de 20e eeuw, kan de cursus eerst door een bubbel gaan die zal barsten. De vraag is niet of technologie de wereld zal veranderen. Het is hoe soepel – of hoe pijnlijk – de marktroute zal zijn totdat de echte winnaars opvallen.






























































