Het voorstel van de Spaanse premier Pedro Sanchez om een gemeenschappelijk minimumloon in te voeren voor alle werknemers in de Europese Unie heeft de aandacht getrokken tijdens het congres van de Europese Socialistische Partij in Amsterdam. Sanchez benadrukte dat het belangrijk is om de sociale pijler van Europa te versterken, aangezien de rechten van arbeiders en de middenklasse momenteel worden bedreigd.
Op dit moment hebben 22 van de 27 EU-lidstaten een minimumloon ingesteld, variërend van minder dan €1.000 tot meer dan €2.000 per maand. Deze verschillen weerspiegelen de uiteenlopende kosten van levensonderhoud en economische omstandigheden in de verschillende landen.
Hoewel de Europese Unie geen wettelijke bevoegdheid heeft om minimumloonregels op te leggen aan lidstaten, heeft zij vorig jaar Richtlijn 2022/2041 aangenomen. Deze richtlijn verplicht landen met een minimumloon om adequate minimumlonen te handhaven en collectieve onderhandelingen te bevorderen.
Het voorstel van Sanchez voor een gemeenschappelijk minimumloon voor de hele EU roept echter vragen op over de haalbaarheid ervan. De EU heeft geen bevoegdheid om lidstaten te dwingen een wettelijk minimumloon in te voeren, laat staan om een gemeenschappelijk minimumloon vast te stellen.
Het is duidelijk dat er nog veel obstakels zijn voor de invoering van een gemeenschappelijk minimumloon in de hele EU. Het is belangrijk om te blijven streven naar sociale rechtvaardigheid en gelijkheid, maar het is ook essentieel om rekening te houden met de diverse economische en sociale omstandigheden in de verschillende lidstaten.