Na 45 jaar wordt de beroemdste maffia-moordzaak in Italië heropend. Op een zondagochtend in 1980 werd Piersanti Mattarella, de toenmalige president van de regio Sicilië, vermoord buiten zijn huis in Palermo, op weg naar de mis. Mattarella, de broer van de huidige president van de Italiaanse Republiek, stond bekend als een politicus die vastbesloten was om de corruptie in de Siciliaanse regering, waar Cosa Nostra de dienst uitmaakte, uit te roeien.
De moord op Mattarella leidde tot de veroordeling van verschillende belangrijke Cosa Nostra-leiders, waaronder Michele “de Paus” Greco en Toto Riina, bijgenaamd “het Beest”. Ondanks deze veroordelingen is de identiteit van de dader nooit vastgesteld. Een cruciaal bewijsstuk in de zaak was een handschoen die de moordenaar in de vluchtauto had achtergelaten. Dit bewijsstuk verdween echter op mysterieuze wijze, waardoor het onderzoek jarenlang vastliep.
Recentelijk is de zaak heropend omdat ex-politieagent Filippo Piritore, destijds officier van Scotra Mobile in Palermo, onder huisarrest is geplaatst op beschuldiging van vervalsing en achterhouden van bewijsmateriaal met betrekking tot de moord op Mattarella. Piritore wordt ervan beschuldigd valse informatie te hebben verstrekt over de handschoen en deze achtergehouden te hebben. Dit heeft geleid tot nieuwe vragen over de diepe infiltratie van de maffia in de Italiaanse staat om zijn systeem te beschermen.
De handschoen, die cruciaal kon zijn voor het identificeren van de dader, is nooit teruggevonden. Piritore beweerde dat hij de handschoen had afgeleverd bij een forensisch politie-expert, maar deze expert ontkende ooit de handschoen te hebben gezien. De zaak heeft opnieuw de aandacht gevestigd op de invloed van de maffia in Italië en de moeilijkheden bij het bestrijden van georganiseerde misdaad.





























































