In zijn toespraak tot de bezoekende VN-Veiligheidsraad vanuit Hanoi benadrukte secretaris-generaal Guterres het belang van de Veiligheidsraad als een orgaan dat de Verenigde Naties en de loop van de geschiedenis heeft gevormd. Hij haalde een inspirerend incident aan uit de eerste bijeenkomst van de Raad in 1946, waarbij een ingenieur uit New York genaamd Paul Antonio een boodschap achterliet in de stembus van de Raad, met de wens dat vrede zou heersen in de hele wereld. Dit voorval herinnerde Guterres eraan dat de Veiligheidsraad in het belang van het volk bestaat.
De secretaris-generaal benadrukte dat het een voorrecht is om aan de tafel van de Veiligheidsraad te zitten, maar dat dit ook een plicht met zich meebrengt om het vertrouwen van de volkeren te eren. Hij benadrukte het belang van het kanaliseren van middelen naar ontwikkeling en vrede in plaats van oorlog. Guterres verwees naar historische successen van de Raad, zoals vredesmissies in Cambodja, het einde van de apartheid in Zuid-Afrika en missies in Sierra Leone, Oost-Timor en Liberia, waarbij hij opmerkte dat grote mogendhedenoorlogen gedurende acht decennia zijn vermeden.
Echter, Guterres waarschuwde dat de legitimiteit van de Raad kwetsbaar is en dat leden die handelen in strijd met de beginselen van het Handvest het vertrouwen in de VN ondermijnen. Hij riep op tot hervorming van de Raad, met een uitgebreidere samenstelling en permanente zetels voor Afrika, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Daarnaast pleitte hij voor een grotere vertegenwoordiging uit de regio Azië-Pacific, waar meer dan de helft van de wereldbevolking leeft.
Guterres verwelkomde voorstellen van Frankrijk en Groot-Brittannië om het gebruik van het veto te beperken en riep de leden op om deze serieus te overwegen. Hij benadrukte dat de Raad niet draait om heersers en rijken, maar om het dienen van degenen die het meest kwetsbaar zijn in de samenleving. Tot slot nodigde Guterres de leden uit om de deuren van de kamer van de Veiligheidsraad te openen en het licht binnen te laten, zodat de Raad een instelling kan worden die in staat is om de uitdagingen van de komende 80 jaar het hoofd te bieden.



























































