Op 9 maart 2026 vond het eerste proces tegen Ekrem Imamoglu, de gevangengenomen burgemeester van Istanbul, plaats. Hij wordt beschuldigd van corruptie en er wordt een gevangenisstraf van maximaal 2.352 jaar tegen hem geëist. In totaal zijn er 402 verdachten met hem doorverwezen, waarvan 105 in voorlopige hechtenis zitten. De rechtbank heeft de maximale duur van de strafprocedure vastgesteld op 4.600 dagen, wat neerkomt op ongeveer 12,5 jaar.
Na zijn arrestatie heeft het Openbaar Ministerie van Istanbul een uitgebreide aanklacht ingediend tegen Imamoglu, zijn medewerkers, familieleden en zakenlieden die diensten hadden gecontracteerd in de grootstedelijke gemeente Istanbul. De burgemeester wordt beschreven als de “oprichter en leider van een criminele organisatie” en wordt aangeklaagd voor 142 afzonderlijke feiten.
Imamoglu zelf betoogt in zijn artikel in “Buitenlandse Zaken” dat zijn zaak niet draait om gerechtigheid, maar om het politieke voortbestaan van Recep Tayyip Erdogan. Hij benadrukt dat de autoriteiten hem proberen te neutraliseren vanwege zijn overwinningen op de elitekandidaten van de president in de gemeente Istanbul. Hij beschouwt de vervolgingen tegen hem als een poging om de oppositie te verstikken en een politiek veld zonder echte concurrentie te vormen.
Imamoglu pleit voor een verschuiving naar voorspelbaar economisch bestuur, het versterken van de onafhankelijkheid van de Centrale Bank en het ondersteunen van innovatie en de groene transitie. Hij bekritiseert ook het buitenlands beleid van Turkije van de afgelopen jaren, waarbij hij wijst op improvisatie en personalisatie die de relaties met Europese partners en de VS onder druk hebben gezet.
De gevangengenomen burgemeester benadrukt het belang van eenheid en een democratische institutionele orde voor autonome keuzes in het buitenlands beleid. Hij roept op tot een herdefiniëring van de positie van Turkije binnen Europa, met prioriteit voor een gemoderniseerde douane-unie en actieve deelname aan Europese agenda’s. Hij pleit ook voor een terugkeer naar het Verdrag van Istanbul, ter bestrijding van huiselijk geweld.
Imamoglu’s zaak is dus niet alleen een persoonlijke aangelegenheid, maar heeft ook politieke implicaties voor de toekomst van Turkije en het leiderschap van Erdogan.





























































