De handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten heeft de afgelopen tijd veel analyse en kritiek ontvangen, vooral vanwege de 15% tariefcoëfficiënt die van toepassing is op de export van de 27 lidstaten van de EU. Dit tarief is aanzienlijk hoger dan de gemiddelde plicht van 2,5% die Europese producten voorafgaand aan deze overeenkomst moesten betalen. Hoewel het tarief lager is dan de eerder dreigende tarieven van 20% en 30%, zal het nog steeds het concurrentievermogen van Europese bedrijven op de Amerikaanse markt beïnvloeden.
Naast de tarieven zijn er ook andere aspecten van de overeenkomst die nog niet volledig zijn verduidelijkt. Zo zal de EU de markt openstellen voor Amerikaanse producten, terwijl de VS ook lage tarieven zal verwijderen voor Europese industriële producten. Er zijn echter nog steeds onduidelijkheden over de toegang tot landbouwproducten uit de VS, en er wordt verwacht dat verdere onderhandelingen zullen plaatsvinden om dit te verhelderen.
Een ander belangrijk aspect van de overeenkomst zijn de niet-tarifaire barrières, zoals productspecificaties die moeten worden nageleefd om producten op de Europese markt te kunnen verkopen. Er is nog steeds onduidelijkheid over hoe deze barrières zullen worden aangepakt en verminderd, hoewel er plannen zijn om samen te werken op het gebied van gezondheidscertificaten en nalevingsbeoordelingen.
Er is ook discussie geweest over welke Europese producten zullen worden uitgesloten van het 15% tarief, met vermelding van luchtvaarttaken, reserveonderdelen en sommige generieke geneesmiddelen. Er zijn echter nog steeds onduidelijkheden over welke andere producten mogelijk worden uitgesloten en welke tarieven zullen gelden.
Al met al blijft de overeenkomst tussen de EU en de VS ambigu, met uitzonderingen en nieuwe onderhandelingen die nodig zijn om de details verder te verduidelijken. Het is duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is om de volledige impact van deze overeenkomst op zowel Europese als Amerikaanse economieën te beoordelen.